Dienstbetoon Pontveren Noordzeekanaal
In de overeenkomst Dienstbetoon pontveren Noordzeekanaal staan afspraken met de gemeenten Velsen, Haarlemmerliede en Zaanstad over het voorzieningenniveau van het veervervoer zoals dat door Amsterdam wordt aangeboden. Eind 2007 zijn de 3 Noordzeekanaalveren overgedragen van Rijkswaterstaat aan de gemeente Amsterdam. Als onverhoopt blijkt dat de afkoopsom die Amsterdam voor de dienstbetoon pontveren heeft gekregen niet voldoende is, bestaat het risico dat de hoofdstad aan Velsen verzoekt om bij te dragen in de exploitatie. Velsen kan daarbij een voorbehoud maken dat terugvalt op de overeenkomst uit 1.856, waarin het Rijk zich verplicht de veerverbinding in stand te houden.
Deze afspraken betreffen de reguliere pont. De spitspont valt buiten deze afspraken. Zolang de sluizen voor fietsers nog niet / beperkt toegankelijk zijn neemt RWS de kosten van de tweede pont voor haar rekening. Tot eind 2021 zijn de kosten van de spitspont gedekt. Na deze periode is nog geen duidelijkheid over de financiering van deze extra pont. Er wordt gezocht naar mogelijkheden van (externe) financiering. Dit dient in de loop van 2021 duidelijk te worden. Het risico is aanwezig dat in 2022 er nog geen duidelijkheid is dan wel structurele financiering pas vanaf 2023 kan plaatsvinden. Om de continuïteit te waarborgen is het gewenst dat de tweede pont in de vaart blijft totdat duidelijkheid is of structurele financiering mogelijk blijkt
Wintergladheidsbestrijding
In de huidige Dienstverleningsovereenkomst met HVC wordt de dienstverlening afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten door HVC. Dat betekent dat de gladheidsbestrijding een onderdeel vaste kosten kent (apparaatskosten) en variabele kosten (per uitruk). In de begroting zijn de kosten opgenomen van een gemiddelde winter, gebaseerd op het gemiddeld aantal uitrukken (20 stuks) van de afgelopen 8 jaren. In de praktijk zal een winter ‘nooit’ gemiddeld zijn en kunnen de variabele kosten afwijken.
Projectrisico
Bij complexe, grotere projecten is de kans aanwezig op overschrijding van het beschikbare budget, veroorzaakt door onvoorziene elementen zoals aanbestedingen, niet halen van een planning, etc. De organisatie probeert dit zo goed mogelijk op te vangen door onder meer het instellen van een projectorganisatie, betrouwbare haalbaarheidsonderzoeken, een kwalitatieve input van adviseurs en een strakke directievoering tijdens de realisatie.
Omgevingswet
De Omgevingswet (ingangsdatum 1 juli 2022) leidt tot een andere aanpak in het Fysiek domein. Veel van de taken die de gemeente straks heeft, hebben we nu ook. Nu werken we met een structuurvisie, straks met een Omgevingsvisie. Nu werken we met bestemmingsplannen, straks met een Omgevingsplan. Slechts in een aantal gevallen komen er voor de gemeente taken bij. Zo komen bijvoorbeeld de provinciale bodemtaken naar de gemeente (zie decentralisatie bodemtaken) En wordt een vergaande digitalisering van de informatie over de fysieke leefomgeving doorgevoerd.
De Omgevingswet is dus vooral een transitieopgave. We krijgen te maken met nieuwe instrumenten, participatie bij het opstellen van beleid is niet langer vrijwillig maar voor de gemeente verplicht en we gaan veel meer werken met een ketenbenadering. En daar bereiden we ons nu al op voor. De financiering van de transitie komt volgens bestuurlijke afspraken uit 2015 / 2016 ook voor rekening van de gemeente. Voor de invoering van de Omgevingswet zijn daarom middelen gereserveerd in de begroting.
Afhankelijk van de keuzen die we bij de invoering van de Omgevingswet maken, kunnen de kosten voor de transitie op middellange termijn (gedeeltelijk) worden terugverdiend. Maar daarover zijn nu nog geen uitspraken te doen. Het kan zelfs zijn dat de uitvoering van de wettelijke taken voor de gemeente uiteindelijk alleen maar duurder wordt door de Omgevingswet. We volgen daarom de ontwikkelingen op de voet.
Decentralisatie bodemtaken
De bodemtaken worden overgedragen van provincie naar gemeenten.
De uitvoerende taken (vergunningverlening, toezicht en handhaving) zijn (verplicht) ondergebracht bij de omgevingsdiensten (OD's). Deze VTH-taken zijn nu ook al belegd bij de OD’s. De verandering is dat de gemeente voortaan opdrachtgever is voor deze taken.
De rijksuitkering zal uit het provinciefonds overgeheveld worden naar het gemeentefonds. Onduidelijk is nog hoeveel de gemeente ontvangt. Er zal een herverdeeleffect optreden. De vraag is of deze middelen voldoende zijn om het huidige niveau van uitvoering te kunnen waarborgen.
Er is nog veel onduidelijk over de hoogte van de middelen die overgeheveld worden in het gemeentefonds. Een risico is dat de bijdrage aan de Omgevingsdienst IJmond en de middelen die overgeheveld worden niet in evenwicht zijn. Omdat er vanuit het Rijk nog geen duidelijkheid is gegeven over de overheveling van deze middelen en de verdeelsleutel is deze nog niet te kwantificeren.
De Omgevingsdienst IJmond heeft op basis van haar begroting gebruikmakende de verdeelsleutel “aantal inwoners per gemeente” een indicatie gegeven van de mogelijke verhoging van de bijdrage. Deze is gebaseerd op de huidige financiering van de bodemtaken door de Provincie Noord-Holland.
Garanties / Borgstellingen / Achtervang borgstellingen
Woningcorporaties
Indien een woningcorporatie niet zelfstandig aan haar rente- en aflossingsverplichtingen van leningen kan voldoen, worden de tekorten in eerste instantie gedragen door de buffers van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de overige corporaties. Mochten deze reserves niet toereikend zijn dan staan alle gemeenten en het Rijk garant voor deze tekorten door renteloze leningen te verstrekken aan het Waarborgfonds. Het Rijk staat garant voor 50% en de gemeenten ook. De gemeenten waar de corporaties zijn gevestigd die schade lijden, worden voor 25% van dit deel aangesproken, de overige gemeenten voor het restant (25%).
De gemeente staat voor niet meer garant dan het WSW aan leningen toestaat aan de woningcorporaties. Jaarlijks stelt het WSW per woningcorporatie het borgingsplafond vast. Voor 2020 is het voor de corporaties in Velsen bepaald op € 288 miljoen. Omdat het onduidelijk is in welke mate de woningbouwcorporaties in Velsen en in de rest van Nederland gebruik zullen maken van het borgingsplafond wordt voor de berekening van het risico uitgegaan van 50% van de boekwaarde van de lopende leningen van de woningbouwcorporaties in Velsen; € 117,9 miljoen ultimo 31 december 2020.
Met ingang van 1 augustus 2021 komt er een nieuwe verdeelsleutel waardoor het risico voor de gemeente kleiner wordt. Voor reeds bestaande geborgde geldleningen blijft de bestaande individuele gemeentelijke achtervang van kracht. Zodra een geborgde geldlening onder het oude systeem afloopt wordt deze, wanneer er nog steeds een (her)financieringsbehoefte bij de deelnemer bestaat, onder de nieuwe gemeentelijke achtervangovereenkomst afgesloten. Zo wordt gestaag de transitie naar een volledig nieuw (verdeel)systeem doorlopen.
Voorgesteld wordt om voor 2022 het risico van het niet voldoen van de verplichtingen nog te houden op 1%. En vanaf 2023 het langzaam af te bouwen.
Wonen
In het kader van langer zelfstandig wonen staat de gemeente garant voor een lening van € 429.000 van een serviceflat. Deze telt voor 10% mee in het risico.
Waarborgfonds Eigen Woningen
De gemeente fungeert als achtervanger voor de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan het waarborgfonds als deze in liquiditeitsproblemen komt door een te laag fondsvermogen. Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop.
De achtervang functie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten. Hierdoor neemt risico jaarlijks verder af. De gemeente staat garant voor € 3 miljoen (ultimo 31 december 2020) De Stichting WEW heeft aangegeven te verwachten dat er tot en met 2025 geen aanspraken op de achtervang functie zullen worden gedaan. Om die reden wordt het risico op € 0 gezet.
PFAS
Door onderzoek in de afgelopen jaren blijkt dat de chemische stoffen die PFAS worden genoemd en in veel producten worden gebruikt, op allerlei plekken in het milieu voorkomen.
Ook blijken sommige PFAS-stoffen schadelijker voor de gezondheid dan we altijd dachten. Nederland heeft daarom samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden bij het Europese Chemicaliën Agentschap een voorstel ingediend voor een verbod op PFAS.
Door het RIVM zijn nieuwe risicogrenzen voor PFAS in grond en grondwater berekend.
Verder geldt het tijdelijk handelingskader waarin de toepassingsnormen zijn opgenomen. Decentraal gezag mag afwijken van deze toepassingsnormen. Als een partij grond de toepassingsnormen overschrijdt dan moet de grond “veilig” worden opgeslagen tot de definitieve toepassingsnormen bekend zijn, of worden afgevoerd naar een erkende verwerker, of moet het grondwerk worden uitgesteld tot de definitieve toepassingsnormen zijn vastgesteld. De verwachting is dat de definitieve toepassingsnormen weinig zullen afwijken van het huidige tijdelijke handelingskader.
De strengere toepassingsnormen zijn van invloed op de gestarte en voorgenomen ontwikkeling van bouwlocaties. Het is nog onzeker welke invloed dit heeft op het realiseren van woningbouwopgaven, grondexploitaties en de inkomsten voor omgevingsvergunningen. Bij het risico van grondexploitaties is een inschatting gemaakt van de kosten die dit met zich meebrengt.
Uitbreiding areaal wegen
Er is geen beheerder / onderhoudsplichtige van wegen langs Zijkanaal B (Linie, Liniepad en een gedeelte van de Stelling). De gronden bij Zijkanaal B zijn bij verschillende partijen in eigendom, ook deels via verpachting. Ook liggen sommige weggedeelten op particuliere grond. Nu de wegen slechter worden, moet er onderhoud gepleegd worden. Daarom hebben Rijkswaterstaat, Provincie Noord- Holland, recreatieschap Spaarnwoude en gemeente Velsen afgesproken om te zorgen dat er een aangewezen beheer- en onderhoudsplichtige komt. Voorafgaand daaraan voert een externe partij een onderzoek uit naar de huidige situatie en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. Het onderzoek naar de huidige situatie is in 2020 uitgevoerd. Op basis hiervan wordt gekeken wat de kosten zijn voor onderhoud en wie beheer- en onderhoudsplichtige wordt. Het zou kunnen dat Velsen dat wordt.