Open einde regelingen algemeen
De gemeente is op basis van diverse wet- en regelgeving verplicht om hulp of assistentie te verlenen. Dit worden ook wel de open einderegelingen genoemd. De middelen die voor deze regelingen beschikbaar zijn in de begroting kunnen niet toereikend zijn om de werkelijke aanvragen te dekken, indien de vraag onverwacht sterk stijgt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het minimabeleid (waaronder de bijzondere bijstand), de gemeentelijke schuldhulpverlening, Wmo-maatwerkvoorzieningen (zoals hulp bij het huishouden en Begeleiding), bijstandsuitkeringen, de taken die zijn belegd bij IJmond Werkt! in het kader van de Participatiewet en de uitvoering van de Jeugdwet.
Verwacht wordt dat de kosten voor het Sociaal domein zullen toenemen. Onder andere door de ontwikkelingen op het gebied van de zorgvraag en de invoering van het abonnementstarief.
Open einde regeling: Jeugdzorg ontwikkeling zorgvraag
Er is al jaren een stijging zichtbaar van de zorgvraag op gebied van de Jeugdwet. We zien het aantal cliënten stijgen, maar ook de intensiteit en duur van zorgtrajecten. Daarmee zien we de kosten ook toenemen. Los van de omvang van de totale zorgvraag, is er ook een groeiend aantal jongeren voor wie zeer intensieve zorg nodig is. Deze zorg kent zeer hoge kosten per jongere. Deze dure cliënten dragen in steeds grotere mate bij aan de stijgende kosten op jeugdhulp.
taakstelling Jeugdzorg
De bezuinigingsmaatregel is een pakket ingezet, gericht op het inperken van de groei en doelmatiger inzetten van preventie ter voorkoming van zwaardere (dure) zorg. Voor 2022 wordt verwacht dat van de taakstelling van € 2,7 miljoen. € 1,3 miljoen niet gaat worden gehaald. Er bestaat een risico dat zelfs minder taakstelling wordt behaald, omdat in de praktijk de ingezette budgetplafonds tot zorgproblemen leiden. Op basis van individuele beoordeling worden budgetplafond bijgesteld. Voor 2023 geld vergelijkbare omstandigheden waarbij nu wordt verwacht dat de inzet van budgetplafonds beter kunnen worden geregisseerd. In het weerstandsvermogen is voor 2023 dit risico meegenomen door rekening te houden met het niet halen van de oorspronkelijke taakstelling van 0,7 miljoen (was 3,0 miljoen). De eerste effecten hiervan zijn vanaf 2021 zichtbaar en zullen toenemen tot en met 2024.
Open einde regeling: Abonnementstarief
Een specifiek risico van de open einde regelingen is de eigen bijdrage voor Wmo; het abonnementstarief. Sinds 1 januari 2020 is het abonnementstarief definitief van kracht. Het abonnementstarief is een vast bedrag als eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen. Dit bedrag is maximaal € 19,- per maand. De inkomsten aan eigen bijdrage zijn door het abonnementstarief gedaald. Daarnaast leidt de aanzuigende werking van het abonnementstarief tot een stijging in het aantal voorzieningen. We zagen de stijging met name voor hulp bij het huishouden, begeleiding en woonvoorzieningen. De stijging in 2020 is hoog in vergelijking met eerdere jaren. De stijging is in 2020 gemiddeld tussen 5% en 17%. Ook andere ontwikkelingen zoals langer zelfstandig wonen hebben invloed op de stijging. Deze ontwikkelingen zien we echter al een aantal jaar
De minister van VWS heeft aangegeven geen aanleiding te zien om met aanvullende maatregelen te komen. Wel laat de minister weten, mede op verzoek van (en samen met) de VNG, dat hij daarom de komende periode, ten behoeve van een volgend kabinet, gezamenlijk maatregelen wil verkennen die bijdragen aan een betere sturing op de uitgaven in de Wmo.
Uitgestelde vraag en taakstelling Wmo.
De coronamaatregelen hebben invloed gehad op de ondersteuning die vanuit de Wmo geboden wordt. Doordat er cliënten zijn geweest die tijdelijk hun ondersteuning stopgezet hebben wegens corona en er minder meldingen dan voorheen binnenkwamen, kwam de uitgestelde vraag voor Wmo ter sprake. De verwachting is dat inwoners die door de coronamaatregelen geen ondersteuning hebben aangevraagd, dit zullen doen bij versoepeling van de maatregelen of wanneer inwoners volledig ingeënt zijn. Hoe groot de groep nog is met een uitgestelde vraag, kunnen we helaas niet inschatten. Hiervoor hebben we namelijk geen gegevens. De kans en daarmee het risico bestaat dat er nog een deel inwoners is die een uitgestelde vraag heeft.
Daarnaast is vanaf 2022 rekening gehouden met de taakstelling voor de Wmo van ruim 1,0 mln. Afhankelijk van de ontwikkeling van de vraag bestaat het risico dat deze taakstelling niet volledig behaald zal worden.
Continuïteit zorg
Er zijn momenteel zorgen over de financiële weerbaarheid van een aantal jeugdhulp organisaties in de regio. Hierdoor kan de continuïteit van zorg aan kinderen en jongeren in de regio mogelijk in gevaar komen. Vanuit deze verantwoordelijkheid die de gemeente hierin heeft, monitoren de gemeenten in de jeugdhulpregio gezamenlijk, in nauw overleg met desbetreffende aanbieders, de financiële positie van de organisaties. Daar waar nodig worden de sturing- en toezichtmogelijkheden aangescherpt. Indien nodig ook in afstemming met de Jeugdautoriteit en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Imagoschade
Als gevolg van incidenten in de eigen sportaccommodaties of elders in de regio kan er imagoschade optreden. Hierbij kan men denken aan legionella, agressiviteit, ernstige overlast, veiligheidsproblemen, etc. Het gevolg van deze schade is onder andere terugloop bezoek en inkomstenderving. De organisatie heeft maatregelen getroffen door werkafspraken en het werken met protocollen. Zo is het cruciaal hoe bij incidenten de communicatie naar alle betrokkenen verloopt.
Risico is nogal onvoorspelbaar en afhankelijk van externe invloeden. Daarbij zal het zich in de meeste gevallen beperken tot één onderdeel van de verschillende clusters sportaccommodaties, bijvoorbeeld het zwembad. Al met al is dit risico zeker niet uit te sluiten en te voorkomen, maar blijft erg lastig te kwantificeren.
Garanties / Borgstellingen / Achtervang borgstellingen
Dit is het risico dat een partij waarvoor Velsen borg staat niet meer aan zijn / haar verplichtingen kan voldoen. De gemeente Velsen staat borg voor leningen van diverse sportverenigingen tot een bedrag van € 459.000 (ultimo 2020). Deze tellen voor 10% mee in het risico.